wintertaling
Uiterlijk
- win·ter·ta·ling
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wintertaling | wintertalingen |
verkleinwoord | wintertalinkje | wintertalinkjes |
- (eendvogels) Anas crecca , een vogel uit de familie van Anatidae (zwanen, ganzen, grondel- en zwemeenden) met bruine kop die vooral in het winterhalfjaar talrijk voorkomt
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord wintertaling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.