wilsdaad

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wils·daad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wilsdaad wilsdaden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wilsdaadv / m

  1. iets wat iemand doet uit eigen vrije wil
    • Ineens, nog beduusd door het schijnende verhaal, besef je hoe het journaal je bij de neus neemt met emotionele chantage. Want de overleden jongen doneerde zelf natuurlijk niets. Toch presenteert de NOS de donatie als zijn laatste wilsdaad, om de gevoelens van de kijker te bespelen. [2] 
    • Ten Brinke beschrijft de erfzondeleer in het licht van het ontstaan bij Augustinus. De kerkvader benadrukte tegenover het fatalisme van het manicheïsme –het kwaad zit nu eenmaal in de mens, daar kan hij niets aan doen– de verantwoordelijkheid van de menselijke wil. Tegenover het pelagianisme –de mens wordt schuldeloos geboren en kan vermijden dat hij zondigt– benadrukte hij de onvermijdelijkheid van de zonde. Kortom, de zonde is zowel een wilsdaad alsook een macht waaraan de mens onderworpen is. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf NAUSICAA MARBE Updated 28 sep. 201 Zo werkt de hersenspoeling van de NOS
  3. Reformatorisch Dagblad Klaas van der Zwaag 18-12-2018 Promovendus Ten Brinke: Zonde mens is daad en overmacht
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be