Naar inhoud springen

werkloos

Uit WikiWoordenboek
  • werk·loos
  • afgeleid van werk met het achtervoegsel -loos
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen werklooswerklozerwerkloost
verbogen werklozewerklozerewerklooste
partitief werklooswerklozers-

werkloos [1]

  1. geen baan hebbend
     Hoog niveau: Voorzitter Bob Hoogendoorn van het Koninklijk Nederlands Geologisch-Mijnbouwkundig Genootschap (KNGMG) valt hem bij. "Er is echt geen werkloze afgestudeerde op dit moment. Er is enorm veel vraag naar." Bovendien is de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek aan de VU van wereldniveau, benadrukt hij. Niet goedkoop weliswaar, mede door het veldwerk, maar wel erg goed.[2]
  2. werkeloos, niets doend, niets verrichtend, niet werkend
96 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 mei 2025 Weblink bron
    Sven Schaap
    “Werkveld luidt noodklok op actiedag tegen verdwijnen aardwetenschappen VU” (6 mei 2025), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


stellend attributief
werklooswerklose

werkloos

  1. werkloos