wenkbrauw
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wenk·brauw
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘haarboog boven oogkas’ voor het eerst aangetroffen in 1625 [1]
- Van het Middelnederlandse wintbraeuwe, waarbij het eerste deel is beïnvloed door wenken. Etymologisch verwant met Oudsaksisch wintbrâwia, Oudhoogduits wintbrâwa en wimper.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wenkbrauw | wenkbrauwen |
verkleinwoord | wenkbrauwtje | wenkbrauwtjes |
Zelfstandig naamwoord
- (anatomie) knokige rand boven het oog, meestal begroeid met haar
- De wenkbrauwen fronsen.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. knokige rand boven het oog, meestal begroeid met haar
Gangbaarheid
- Het woord wenkbrauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "wenkbrauw" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.