wekelijks
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wekelijks (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈʋe.kə.ləks/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈβ̞e.kə.ləks/
- (Limburg): /ˈwe.kə.lɪks/
Woordafbreking
- we·ke·lijks
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | wekelijks |
verbogen | wekelijkse |
partitief | wekelijks |
Bijvoeglijk naamwoord
- een maal per week, elke week terugkerend
- Dit is de wekelijkse markt.
Hyponiemen
Vertalingen
1. elke week
Bijwoord
wekelijks
- een maal per week, elke week
- De kaasboer komt hier wekelijks langs.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord wekelijks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wekelijks" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -lijks in het Nederlands
- Invoegsel -e- in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %