Naar inhoud springen

wekelijks

Uit WikiWoordenboek
  • we·ke·lijks
stellend
onverbogen wekelijks
verbogen wekelijkse
partitief wekelijks

wekelijks [2] [3]

  1. eenmaal per week, elke week terugkerend
    • Dit is de wekelijkse markt. 

wekelijks

  1. eenmaal per week, elke week terugkerend
     Behalve Guthook raadpleegde ik ook af en toe het Water Report, een door vrijwilligers wekelijks bijgewerkt pdf-bestand dat de actuele waterstand aangeeft.[4]
     Verkopers van de automaten zien dat jongeren vooral worden geïnspireerd door sociale media. Op TikTok en Instagram staan honderden filmpjes van jongeren die laten zien hoe het werkt. Zo ziet Brouwer dat het vrij laagdrempelig is om zoiets te beginnen, en in de meeste gevallen krijg je wekelijks de omzet gestort op je rekening.[5]

wekelijks

  1. eenmaal per week, elke week
    • De kaasboer komt hier wekelijks langs. 
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]
  1. wekelijks op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 5 april 2025 Weblink bron
    Pomme Rademaker
    “Bijverdienen met een verkoopautomaat bij kapper of sportschool is in trek” (5 april 2025), NOS
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be