weifelen
Uiterlijk
- wei·fe·len
- In de betekenis van ‘aarzelen’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- frequentatief gevormd uit het verouderde weiven "zwaaien" (vergelijk: wuiven) met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
weifelen |
weifelde |
geweifeld |
zwak -d | volledig |
weifelen
- in besluiteloosheid niet tot handelen overgaan
- Hij weifelde even voor hij besloot toch de straat over te steken en dat werd hem fataal.
1. in besluiteloosheid niet tot handelen overgaan
- Het woord weifelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weifelen" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "weifelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Frequentatief in het Nederlands
- Achtervoegsel -el in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 87 %
- Prevalentie Vlaanderen 78 %