wederkerig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·der·ke·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van weder en de stam van keren met het achtervoegsel -ig [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wederkerig wederkeriger wederkerigst
verbogen wederkerige wederkerigere wederkerigste
partitief wederkerigs wederkerigers -

Bijvoeglijk naamwoord

wederkerig

  1. van beide kanten
    • De beide jongens hadden een wederkerige liefde, ze hielden van elkaar. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen