waterbed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·bed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waterbed waterbedden
verkleinwoord waterbedje waterbedjes

Zelfstandig naamwoord

waterbed o [1]

  1. een bed waarvan het matras gevuld is met water
    • Ik kan erg goed slapen op dat nieuwe waterbed. 
  2. bedding van sloot of rivier, waterbedding
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

enkelvoud meervoud
waterbed waterbeds

Zelfstandig naamwoord

waterbed

  1. waterbed