vrije dag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrije dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrije dag vrije dagen
verkleinwoord (dagje vrij) (daagjes vrij)

Zelfstandig naamwoord

de vrije dagm

  1. dag waarop je geen betaald werk hoeft te doen
    • U heeft zondag immers uw vrije dag. Het staat u vrij die naar eigen goeddunken te besteden. [1]
Opmerkingen
  • Het verkleinwoord zou eigenlijk "vrij dagje" zijn, maar dat klinkt net als het verkleinwoord van vrijdag. In het spraakgebruik wordt daarom het diminutief van "dag vrij" meer gebruikt als verkleinwoord voor vrije dag.
Hyponiemen

Verwijzingen

Gangbaarheid

Meer informatie