voortplanting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voort·plan·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voortplanting voortplantingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

voortplanting v [1]

  1. het voortplanten of zich voortplanten (ook (seksualiteit), (telecommunicatie), (natuurkunde))
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen