vlieden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlie·den
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vluchten, voorbijgaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vlieden
/'vlidə(n)/
vlood
/'vlot/
gevloden
/ɣə'vlodə(n)/
klasse 2 volledig

Werkwoord

vlieden

  1. ergatief formeel: (van tijd) voorbijgaan
    «De tijd vliedt
    De tijd verloopt sneller dan je denkt.
  2. ergatief formeel: snel weg trachten te komen, vluchten
    • De herten, vliedend voor het wassende water, bereikten de heuvel net op tijd. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen