visburger
Uiterlijk
- vis·bur·ger
- samenstelling van vis en burger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visburger | visburgers |
verkleinwoord | visburgertje | visburgertjes |
de visburger m
1.
- Het woord visburger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.