Naar inhoud springen

vind

Uit WikiWoordenboek
  • vind
vervoeging van
vinden

vind

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vinden
    • Ik vind. 
  2. gebiedende wijs van vinden
    • Vind! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vinden
    • Vind je? 
     In de natuur vind ik rust en vrede om na te denken en te bidden.[1]
     "Dat wordt straks wel even wennen", zegt machinist Jos van der Veen tegen RTV Noord. Hij had gisteravond zijn laatste rit naar het "oude hoofdstation"". "Ik vind het mooi om een stukje spoorweggeschiedenis mee te maken, zowel aan het einde van iets of het begin van iets. Nu mag ik het einde meemaken, hartstikke leuk."[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 mei 2025 Weblink bron “Station Groningen ruim twee maanden dicht vanwege verbouwing” (10 mei 2025), NOS
Naar frequentie 3033

vind, g

  1. (meteorologie) wind
    • vind
    Naar frequentie 3924
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   vind     vinden     vinder     vindene  
    genitief   vinds     vindens     vinders     vindenes  

    vind, m

    1. (meteorologie) wind
    • vind
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   vind     vinden     vindar     vindane  

    vind, m

    1. (meteorologie) wind
    • vind
    vinds enkelvoud meervoud
      onbepaald bepaald onbepaald bepaald
      nominatief     vind     vinden     vindar     vindarna  
      genitief     vinds     vindens     vindars     vindarnas  

    vind, g

    1. (meteorologie) wind