verzoek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verzoek verzoeken
verkleinwoord verzoekje verzoekjes

Zelfstandig naamwoord

het verzoeko

  1. vraag om iets te doen, te laten of toe te staan
     Een bedrijf met meer dan tien werknemers mag een verzoek tot thuiswerken niet zomaar weigeren.[3]
  2. document waarin wordt gevraagd om iets te doen, te laten of toe te staan
     Koning Charles heeft formeel een verzoek ingediend om zijn zus Anne en broer Edward toe te voegen aan de lijst van zogeheten Counsellors of State. Deze Counsellors of State mogen voor hem invallen. Het verzoek van de vorst is maandag voorgelezen in het Britse Hogerhuis.[4]
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
verzoeken

verzoek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzoeken
    • Ik verzoek. 
  2. gebiedende wijs van verzoeken
    • Verzoek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzoeken
    • Verzoek je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. verzoek op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 16 oktober 2023 Weblink bron
    Ertan Basekin
    “Werken op kantoor blijft de norm, ook met recht op thuiswerken” (26 april 2023) op nu.nl op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 16 oktober 2023 Weblink bron “Koning Charles vraagt zijn zus Anne en broer Edward als vaste invallers” (15 november 2022) op nu.nl op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

verzoek

  1. verzoek


Veluws

Zelfstandig naamwoord

verzoek

  1. verzoek