vertegenwoordigen

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·te·gen·woor·di·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘handelen in naam van een ander’ voor het eerst aangetroffen in 1798 [1]
  • Afgeleid van tegenwoordig met het voorvoegsel ver-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vertegenwoordigen
vertegenwoordigde
vertegenwoordigd
zwak -d volledig

Werkwoord

vertegenwoordigen

  1. overgankelijk spreken of aanwezig zijn in naam van een groep of organisatie
    • De prins vertegenwoordigde het Koninklijk Huis bij de begrafenis. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen