verleppen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  verleppen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ver·lep·pen

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘verwelken’ voor het eerst aangetroffen in 1619
• afgeleid van lap met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
verleppen	verlepte	verlept
zwak -t	volledig

Werkwoord

verleppen

1. onovergankelijk verwelken

   ▸ De verlepte eetzaal met afgebladderde verf en versleten tapijten getuigde van grootsheid in een andere tijd.

Verwante begrippen

• kwijnen, verdorren, verflensen, verkleuren

Vertalingen

    1.   

Engels: fade (en), wither (en)

Spaans: marchitarse (es), mustiarse (es)

Gangbaarheid

• Het woord verleppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verleppen" herkend door:

93 %	van de Nederlanders;
84 %	van de Vlamingen.