velours
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
- ve·lours
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘fluweel’ voor het eerst aangetroffen in 1659 [1]
- uit het Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | velours | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een zachte, glimmende stofsoort met een harig oppervlak
- Handen omhoog iedereen die niets van fluweel bezit. Dat zijn weinig handen! Want ik durf mijn fluwelen Yves Saint Laurent-gympen eronder te verwedden dat bijna iedereen wel iets van fluweel of velours heeft aangeschaft de afgelopen twee jaar. Dat kan bijna niet anders, want het materiaal is overal en van alles is een fluwelen versie verkrijgbaar.[3]
- (figuurlijk) iets wat zacht, warm, glad en luxe is
- Goernes strot moet zijn bekleed met zoiets als een laagje hoogwaardig velours. In alle registers baadt zijn stem in een warme gloed. Tel daarbij zijn brede dynamische palet en grote vocale lenigheid en je komt tot een puntgave vertolking van het slotlied In diesem Wetter, waarin Goerne krachtige uithalen afwisselde met een gebalsemde serene klank in de slotmaten.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord velours staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "velours" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "velours" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Volkskrant Stefanie Bottelier 25 november 2017
- ↑ NRC Joep Christenhusz 9 juni 2017
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be