Naar inhoud springen

trouwdag

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 14 jun 2019 om 13:16 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trouw·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trouwdag trouwdagen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

trouwdag m

  1. de dag waarop men in het huwelijk treedt of getreden is
    • Hij bracht bloemen mee om hun trouwdag te vieren. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be