trouwbreuk
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: trouwbreuk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- trouw·breuk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van trouw zn en breuk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trouwbreuk | trouwbreuken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- de belofte van huwelijkstrouw niet nakomen door een seksuele relatie aan te knopen met iemand anders
- Zijn vertwijfeling over de misleiding door de zwarte zwaan spat van zijn gezicht, waardoor hij wegens trouwbreuk de betovering van de witte zwaan niet kan breken.[1]
- niet nakomen van een belofte in het algemeen
Synoniemen
- [1] echtbreuk
- [2] verraad, trouweloosheid, ontrouw, felonie,
Vertalingen
2. ontrouw in het algemeen
Gangbaarheid
- Het woord 'trouwbreuk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Volkskrant Annette Embrechts 17 december 2009