trouwbreuk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trouw·breuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trouwbreuk trouwbreuken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de trouwbreukv / m

  1. de belofte van huwelijkstrouw niet nakomen door een seksuele relatie aan te knopen met iemand anders
    • Zijn vertwijfeling over de misleiding door de zwarte zwaan spat van zijn gezicht, waardoor hij wegens trouwbreuk de betovering van de witte zwaan niet kan breken.[1] 
  2. niet nakomen van een belofte in het algemeen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Volkskrant Annette Embrechts 17 december 2009