triomfaal

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tri·om·faal
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen triomfaal triomfaler triomfaalst
verbogen triomfale triomfalere triomfaalste
partitief triomfaals triomfalers -

Bijvoeglijk naamwoord

triomfaal [2]

  1. de overwinning vierend; als past bij een overwinnaar of overwinning
    • Havana maakt zich op om donderdag de vijftigste verjaardag van de triomfale intrede van de 'Comandante' van de Cubaanse Revolutie, Fidel Castro, te herdenken. [3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen