tremolo

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tre·mo·lo
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘triller’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1734 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tremolo tremolo's
verkleinwoord tremolootje tremolootjes

Zelfstandig naamwoord

tremolo m [3]

  1. (muziek) snelle herhaling van een en dezelfde toon of van twee tonen
Verwante begrippen
Vertalingen

Bijwoord

tremolo

  1. (muziek) bevend, trillend

Gangbaarheid

43 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen