Naar inhoud springen

transitie

Uit WikiWoordenboek
  • tran·si·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overgang’ voor het eerst aangetroffen in 1658 [1]
  • afgeleid van het Franse transition (met het voorvoegsel trans- en met het achtervoegsel -ie) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord transitie transities
verkleinwoord transitietje transitietjes

detransitiev [4]

  1. overgang of omschakeling
    • De transitie naar duurzame energie verliep niet zonder slag of stoot. 
    • De vraag is of we nu zo’n hegemoniale transitie beleven en of Trump en Poetin verstandige staatslieden genoemd kunnen worden. Dat laatste beslist NIET, al was het maar omdat ze zichzelf onfeilbaar vinden, maar van een hegemoniale transitie lijkt me wel degelijk sprake.[5] 
92 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[6]