tongval

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  tongval    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈtɔŋval/

Woordafbreking

• tong·val

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  tong zn  en  val zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	tongval	tongvallen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

tongval m

1. het accent waarmee iemand spreekt

   • Tom Boonen verklapte woensdag aan Studio Brussel dat hij volop bezig is met een nieuwe tatoeage. Het zou een hert worden, want: ‘Ge gaat hert of ge gaat niet hert’, zo vertelde Boonen in zijn sappige Kempense tongval. 
   • De oud-machinist woont in het Gelderse Vuren, maar aan zijn tongval is goed te horen dat hij uit Amsterdam komt. 
   • Naar Wessels en zijn Twentse tongval werd inderdaad geluisterd. Hij stond bekend om zijn donderpreken. De muren van zijn kantoor in Rijssen waren met kurk bekleed om te voorkomen dat het hele gebouw kon meegenieten. Hij gaf toe: Áls ik mijn stem verhef, dn dringt iets tot je door. 

Synoniemen

• dialect, streektaal, uitspraak, idioom

Vertalingen

    1. het accent waarmee iemand spreekt   

Engels: accent (en)

Gangbaarheid

• Het woord tongval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "tongval" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.