terugrit
Uiterlijk
- te·rug·rit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | terugrit | terugritten |
verkleinwoord |
de terugrit m
- een rit waarmee men weer terug naar het vertrekpunt gaat
- Na een moeizame fietstocht kregen we op de terugrit een ijsje.
- ▸ Op camerabeelden is te zien dat de duopassagier van de scooterrijders „iets groots” bij zich had, vermoedelijk het schilderij met een geschatte waarde van 15 miljoen euro. De camera legde het tweetal op de scooter tweemaal vast, zowel op de heen- als op de terugrit.[2]
- ▸ Koning Willem-Alexander en koningin Máxima zijn direct na het voorlezen van de troonrede vertrokken. Omdat de terugrit buiten beeld plaatsvond, is het onduidelijk wat de eindbestemming is van het koninklijk paar.[3]
1. een rit waarmee men weer terug naar het vertrekpunt gaat
- Het woord terugrit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Verdachten kunstroof Leerdam vluchtten op scooter” (01-09-2020), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Snikhete Prinsjesdag zonder balkonscène” (15-09-2020), Reformatorisch Dagblad