tegenvoeter
Uiterlijk
- Geluid: tegenvoeter (hulp, bestand)
- te·gen·voe·ter
- In de betekenis van ‘iem. die aan de andere kant van de aarde woont’ voor het eerst aangetroffen in 1624 [1]
- Samenstellende afleiding van tegen en voet met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tegenvoeter | tegenvoeters |
verkleinwoord |
de tegenvoeter m
- iemand die aan de tegenovergestelde zijde van de wereld leeft
- Het woord tegenvoeter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tegenvoeter" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "tegenvoeter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tegenvoeter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be