tandartsboor
Uiterlijk
- Geluid: tandartsboor (hulp, bestand)
- IPA: /xxxx/
- tand·arts·boor
- samenstelling van tandarts en boor
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tandartsboor | tandartsboren |
verkleinwoord | tandartsboortje | tandartsboortjes |
de tandartsboor m
- (medisch) (gereedschap) een soort kleine boor waarmee de tandarts zieke tanden openboort
- Het geluid van een tandartsboor.
1. een soort kleine boor waarmee de tandarts zieke tanden openboort
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord tandartsboor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal