roulette

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

roulette
Uitspraak
Woordafbreking
  • rou·let·te
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hazardspel’ voor het eerst aangetroffen in 1738 [1]
  • Overgenomen uit Frans roulette. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord roulette roulettes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de roulettev / m [3]

  1. kansspel met een balletje en een ronddraaiende schijf
    • Weinig opwekkend in een weekend waarin premier Renzi roulette speelt met Italië en Europa, en waarin de Oostenrijkers wellicht heel democratisch het allereerste extreemrechtse staatshoofd van het oude West-Europa kiezen. [4] 
     Goed én slecht nieuws voor Twentse bezoekers van het casino in Bad Bentheim: de ‘Spielbank’ opent namelijk eind deze maand weer de deuren, maar het casino net over de grens gaat stoppen met de tafelspellen roulette en blackjack. De reden? Een beetje corona, maar vooral het feit dat er geen nieuwe medewerkers voor het casino te vinden zijn.[5]

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen