takelt af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ta·kelt af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aftakelen |
takelt (…) af
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftakelen
- Jij takelt af.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftakelen
- Hij takelt af.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aftakelen
- Takelt af!
Gangbaarheid
- Het woord takelt af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.