takelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·kelt

Werkwoord

vervoeging van
takelen

takelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van takelen
    • Jij takelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van takelen
    • Hij takelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van takelen
    • Takelt!