strontje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stront·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strontje strontjes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

strontje o

  1. (medisch) zweertje op het ooglid door infectie van een talgkliertje of zweetkliertje bij het haarzakje van een wimper
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be