strandloper

Nederlands

bonte strandloper

Uitspraak

• Geluid:  strandloper    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈstrɑntlopər / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• strand·lo·per

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  strand zn  en  loper zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	strandloper	strandlopers
verkleinwoord	strandlopertje	strandlopertjes

Zelfstandig naamwoord

de strandloper m

1. iemand die op het strand loopt in het bijzonder een jutter
2. de jongst gevormde duinenrij aan de zeezijde
3. (steltloperachtigen) benaming voor waadvogels uit de familie strandlopers en snippen (Scolopacidae ) met betrekkelijk korte poten en lange snavel

   ▸ Ze waren destijds onafscheidelijke kameraden geweest die geen acht sloegen op hem, een volwassen man met ongetwijfeld een bars gezicht, die worstelde met zijn demonen, en hij zag weer voor zich hoe ze wild, als een groep bonte strandlopers, om Máili heen renden toen die over het zand naar hem toe liep.

   ▸ Vogelbescherming Nederland heeft 39 soorten op een nieuwe 'Rode Lijst' van bedreigde vogels gezet. Het is een lijst met vogels die hier overwinteren of Nederland aandoen als trekvogel, zoals de paarse strandloper, de ruigpootbuizerd en de kuifduiker.

Synoniemen

• waadvogel, kanoet

Hyponiemen

    waadvogel

Bairds strandloper Bonapartes strandloper Siberische strandloper Temmincks strandloper alaskastrandloper beringstrandloper bonte strandloper breedbekstrandloper christmasstrandloper drieteenstrandloper gestreepte strandloper grijze strandloper kanoetstrandloper kleine strandloper kleinste strandloper krombekstrandloper lepelbekstrandloper mooreastrandloper paarse strandloper roodkeelstrandloper steltstrandloper tahitistrandloper taigastrandloper tuamotustrandloper

Gangbaarheid

• Het woord strandloper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.