stierlijk
Uiterlijk
- stier·lijk
- afgeleid van stier zn met het achtervoegsel -lijk[1]
Dit woord is vermoedelijk ontstaan doordat de oudere uitdrukking "het land hebben" versterkt werd met "als een stier", wat naderhand werd verkort tot "stierlijk" [2].
stierlijk
- heel erg (gebruikt bij werkwoorden die voortdurende onvrede uitdrukken)
- De Russen verveelden zich stierlijk en bezorgden de omwonenden veel overlast. [3]
- stierlijk balen
- stierlijk de pest hebben aan
- stierlijk ergeren
- stierlijk het land hebben
- stierlijk vervelen
- een stierlijke hekel hebben aaneen grote afkeer koesteren van
- Het woord stierlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stierlijk" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ stierlijk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Vogel, J.Cultuur en migratie in Nederland. Nabije vreemden. Een eeuw wonen en samenwonen. (2005) Sdu Uitgevers, Den Haag; ISBN 90 12 09777 0; p. 74; geraadpleegd 2018-10-07
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -lijk in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 83 %