standaardtaal

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stan·daard·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord standaardtaal standaardtalen
verkleinwoord standaardtaaltje standaardtaaltjes

Zelfstandig naamwoord

standaardtaal v/m

  1. (taalkunde) officieel vastgelegde taalvorm die binnen een bepaald gebied als de voorgeschreven norm geldt
    • Het verdwijnen van de uniforme standaardtaal. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be