stakkel

Uit WikiWoordenboek

Deens

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord stafkarl.

Zelfstandig naamwoord

stakkel g

  1. arme drommel, kale neet, kale rat, stakker, stumper, tobber
    «I andres øjne var han en enfoldig stakkel
    In de ogen van anderen was hij een arme drommel.
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   stakkel     staklen
stakkelen  
  stakler     staklerne  
genitief   stakkels     staklens
stakkelens  
  staklers     staklernes  

Verwijzingen