stabiel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sta·biel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vast staande’ voor het eerst aangetroffen in 1619 [1]
- >Latijn [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stabiel | stabieler | stabielst |
verbogen | stabiele | stabielere | stabielste |
partitief | stabiels | stabielers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
stabiel [3]
- niet of slechts licht aan verandering onderhevig, standvastig, duurzaam, stevig, permanent
- Grafiet is bij kamertemperatuur en -druk een stabielere vorm van koolstof dan diamant.
- (van een dynamisch systeem) terugkerend naar de evenwichtstoestand
- een systeem is stabiel indien het na een verstoring weer terugkeert naar de evenwichtstoestand.
Hoe sneller dit terugkeren gebeurt hoe stabieler het systeem is wat vaak kan worden bereikt door een juiste demping
- een systeem is stabiel indien het na een verstoring weer terugkeert naar de evenwichtstoestand.
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. standvastig, duurzaam
Gangbaarheid
- Het woord stabiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "stabiel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "stabiel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stabiel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be