slenk
Uiterlijk
- slenk
- uit het Fries [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slenk | slenken |
verkleinwoord |
- greppel of slootje
- Via grenssluis `Ansitz' wordt van alles naar een slenk in het bos gesleept: 'een campingtafel, drie krukjes, tentdoek ter camouflage, koffieservies, gebak, dranken, een stuk reewild en een fazant ter overhandiging aan de IM-kandidate, een bordje met het opschrift HUBERTUSSCHENKE - GRENSBEREIK, telefoonverbinding naar beide beveiligingsposten.[3]
- een gedaald stuk aardkorst tussen twee verticale breukvlakken
- En platentektoniek, het op de wereldbol rondschuiven van de continenten, heeft er nog wat mee te maken ook: in Oost-Afrika, de streek waar beroemde fossielen als Lucy (Australopithecus afarensis) en latere hominiden zijn gevonden, scheurt zich een nieuwe continentale plaat los. En dat geeft vulkanisme. De scheur kennen we als de Grote Afrikaanse Slenk. [4]
- een geul of rivierbedding waar eb- en vloedwater doorheen stroomt, zoals in Zeeland of het waddengebied.
- [1] dam, dijk
- [2] bergrichel
- Het woord slenk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slenk" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ slenk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Bok, Pauline deDe Jaagster [2014] ISBN 978-90-254-4091-6 pagina 136
- ↑ de Standaard 03 FEBRUARI 2016 Bas den Hond
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be