slavink

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

2. Twee slavinken met rijst en groente.
Uitspraak
Woordafbreking
  • sla·vink
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slavink slavinken
verkleinwoord slavinkje slavinkjes

Zelfstandig naamwoord

de slavinkv / m

  1. (voeding) rolletje gehakt (gemalen en gekruid) met een lapje spek erom
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen