sessie

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ses·sie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zitting’ voor het eerst aangetroffen in 1566 [1]
  • Van het Oudfranse session, van het Latijnse sessiō (“een zitting”), van sedeō (“zit”).
enkelvoud meervoud
naamwoord sessie sessies
verkleinwoord sessietje sessietjes

Zelfstandig naamwoord

sessie v

  1. tijdsspanne die aan een activiteit wordt besteed, zitting
  2. bijeenkomst van een groep communicerende mensen en/of computers
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen