schatmijn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schat·mijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schatmijn schatmijnen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de schatmijnv / m

  1. (figuurlijk) (verouderd) rijke vindplaats
    • Wikipedia is een schatmijn aan informatie. 
     Daarom is de heruitgave van ‘Holland op zijn smalst’ in dit herdenkingsjaar 1975 van eminent belang. Immers, om nog eens een kostelijke steen op te delven uit Ruskin's rijke schatmijn: ‘... of all the pulpits from which human voice is ever sent forth, there is none from which it reaches so far as from the grave’.[2]
     De synode had gezegd: letterlijke opvatting. Onbegrijpelijke beslissing, niet vol te houden trouwens, afsluitend alle verdere ontwikkeling en diepgang in de schatmijnen van Gods Woord.[3]
      Hoe b. v. de Mythologie trots de gebreken, in haar aangewezen, eene schatmijn blijft onzer kennis, een onvergankelijk voorbeeld, hoe men zich moet inleven in het godsdienstig denken en doen van een volk der oudheid, dat wordt ons telkens meer openbaar en het is, schoon de critiek het boek niet spaarde en veel erin thans moet worden geschrapt, telkens en telkens weer door ieder, die zich met Germaansche mythologie mocht bezighouden, luide erkend.[4]
Synoniemen
  • schat (figuurlijk gebruikt; tegenwoordig meer gangbaar)

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 23 juli 2021 Weblink bron “Schatzgrube” op dwds.de op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 23 juli 2021 Weblink bron
    J.A.C. Tillema
    “Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland.” (1975), Staatsuitgeverij, Den Haag, ISBN 90 12 00614 7, p. 264
  3. Bronlink geraadpleegd op 23 juli 2021 Weblink bron
    Evers, Willem
    “Wijkende wegen” (1933), Holland, Amsterdam, p. 94
  4. Bronlink geraadpleegd op 23 juli 2021 Weblink bron
    L. Knappert
    De sprookjes van Grimm in: De Tijdspiegel, deel 1 (1897), G.C. Visser, 's-Gravenhage, p. 289