schansspringer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

een vliegende schansspringer
Uitspraak
Woordafbreking
  • schans·sprin·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schansspringer schansspringers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schansspringerm

  1. iemand die schansspringen als sport beoefent, iemand die met ski's van een schans springt
    • Op de schans in Garmisch-Partenkirchen zat de zeventienjarige Sloveense puber Domen Prevc op de balk, klaar om te springen. Ze noemen hem de Max Verstappen onder de schansspringers, omdat in zijn genen het gevoel voor angst ontbreekt. [1] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Wilfried de Jong 2 januari 2017
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be