Naar inhoud springen

schaffen

Uit WikiWoordenboek
  • schaf·fen
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘tot stand brengen, bezorgen’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schaffen
schafte
geschaft
zwak -t volledig

schaffen

  1. overgankelijk (verouderd) beschikbaar maken
    • Wat schaft de pot? 
    • 't Verkwiklijk veldgroen schafte altijd
      Een overheilzaam rusttapijt;
      ....
      Voor die zich in zijn schaduw bogen.[3]
       
84 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]


schaffen

  1. klaarspelen