samba

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sam·ba
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Portugees, in de betekenis van ‘dans’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1949 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord samba samba's
verkleinwoord sambaatje sambaatjes

Zelfstandig naamwoord

samba [2]

  1. m (muziek) Braziliaanse muziekvorm
  2. m (dans) Braziliaanse dans in vierkwartsmaat
  3. o (spel) kaartspel lijkend op canasta
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen