ruiterij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rui·te·rij
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘cavalerie’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • Afgeleid van ruiter met het achtervoegsel -ij
enkelvoud meervoud
naamwoord ruiterij ruiterijen
verkleinwoord ruiterijtje ruiterijtjes

Zelfstandig naamwoord

de ruiterijv

  1. (militair) (paardrijden) een bereden legereenheid
    • Het aantrekkelijke in de Drentsche geschiedenis is, dat de oude Landschap Drenthe steeds een eigen wereldje heeft gevormd, ingesloten tusschen de paludes inaccessibiles, den rand van zóó ontoegankelijke veenen, dat naar men zegt vóór Prins Maurits geen ruiterij erin geslaagd is, Drenthe buiten de ‘passen’ binnen te rukken.[2] 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen