ruiker
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rui·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van ruiken met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ruiker | ruikers |
verkleinwoord | ruikertje | ruikertjes |
Zelfstandig naamwoord
- een boeket
- Hij nam een paar ruikers mee voor de hele familie.
- iemand die ruikt of goed ruiken kan
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een boeket
Gangbaarheid
- Het woord ruiker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "ruiker" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ ruiker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be