robe

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·be
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘japon’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord robe robes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de robev / m

  1. (kleding) een statig, lichaamsbedekkend kledingstuk dat voornamelijk gedragen wordt bij plechtige gelegenheden
    • Koningin Beatrix droeg op Prinsjesdag een robe van een zware matelassé brokaat met ingeweven motieven in de kleuren bruin, beige, brique en bordeaux.[2] 
Anagrammen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  robe     la robe     robes     les robes  

Zelfstandig naamwoord

robe v

  1. jurk


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
robar

robe

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robar


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·be

Zelfstandig naamwoord

robe

  1. vocatief enkelvoud van rob