Naar inhoud springen

riek

Uit WikiWoordenboek
Versie door Zatev (overleg | bijdragen) op 23 jul 2018 om 23:52 (+ refs)
  • riek
  • In de betekenis van ‘mestvork’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord riek rieken
verkleinwoord riekje riekjes

riek m

  1. (gereedschap) een handwerktuig voor het verplaatsen van bladeren, gras of gewied materiaal in de vorm van een grote vork met smalle tanden
    • Geef de riek eens aan. 
vervoeging van
rieken

riek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rieken
    • Ik riek. 
  2. gebiedende wijs van rieken
    • Riek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rieken
    • Riek je? 
94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]


riek

  1. rijk; een staat of natie onder een vorst of heerser


riek

  1. rijk; een staat of natie onder een vorst of heerser