ride

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ride
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

ride m

  1. (alleen in vaste verbindingen) verder rijden, niet blijven parkeren
Uitdrukkingen en gezegden
Opmerkingen
  • Op zichzelf is 'ride' geen Nederlands woord, maar het is deel van vaste verbindingen die wel tot het Nederlands behoren. Het komt ook voor in samenstellingen als freeride en joyriding die als geheel zijn ontleend.

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to  ride 
he/she/it  rides 
verleden tijd  rode 
voltooid
deelwoord
 ridden 
onvoltooid
deelwoord
 riding 
gebiedende wijs  ride 

Werkwoord

ride

  1. berijden, rijden
enkelvoud meervoud
ride rides

Zelfstandig naamwoord

ride

  1. rit