reukzin

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reuk·zin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reukzin
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

reukzin v/m

  1. de mogelijkheid tot het waarnemen van geuren
    • Mensen die hun reukzin verloren hebben, klagen vooral over het feit dat hun voedsel niet meer smaakt.[1] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen