reünie
Uiterlijk
- re·u·nie
- Leenwoord uit Frans réunion, in de betekenis van “hereniging van gebieden” voor het eerst aangetroffen in 1679, in de betekenis van “regelmatige bijeenkomst van personen”, aangetroffen in 1836, van “bijeenkomst van oud-studenten” aangetroffen in 1847. [1] [2]
- afgeleid van unie met het voorvoegsel re-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reünie | reünies |
verkleinwoord | reünietje | reünietjes |
de reünie v
- (verouderd) eenwording, hereniging
- (verouderd) regelmatige bijeenkomst van personen
- een gelegenheid waarbij een groep mensen na lange tijd opnieuw bijeenkomt
- De schoolklas hier na 40 jaar een reünie.
1. (verouderd) hereniging
2. (verouderd) regelmatige bijeenkomst van personen
3. het weerzien van voormalige studenten, collega's, enz.
- Het woord reünie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reünie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ reünie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "reünie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be